peuters

Rond hun tweede jaar gaan kinderen over naar de peutergroep. Ook bij deze overgang gaan de kinderen eerst een paar keer wennen.

Bij de peutergroep gaan we met de kinderen zwaaien bij het afscheid nemen.

Op deze groep hebben we hetzelfde dagritme als bij de dreumesen. Niet alle kinderen gaan hier echter nog naar bed. En naast het verschonen van de luiers wordt hier uiteraard ook tijd gemaakt voor zindelijkheidstraining. Bij de toiletjes hangt voor ieder kind dat in deze fase zit een kaart. Iedere keer dat een kind op de po of de wc heeft geplast of gepoept, mag het een sticker opplakken. Aan ongelukjes besteden we geen negatieve aandacht. Dat hoort nou eenmaal bij het proces van zindelijk worden. Het is verstandig om er in deze fase voor te zorgen dat een kind altijd wat extra schone kleren op de opvang heeft liggen. Vaak is het zo dat een kind thuis wat sneller zindelijk is dan op de opvang. Er is meer drukte en afleiding dan thuis waardoor het plassen nog wel eens wordt vergeten. In overleg met de leidsters kan worden gekeken wanneer een kind er aan toe is om op de opvang geen luier meer te dragen. Sommige kinderen gaan op het potje, anderen zijn al helemaal zindelijk en mogen naar de wc. We hebben wasbakjes op kindhoogte en stimuleren de kinderen om hun handen te wassen na het wc-gebruik.

Rond half tien gaan we met de kinderen aan tafel om iets te drinken en fruit te eten. Om half twaalf gaan we met de kinderen aan tafel om een broodje te eten. Kinderen mogen voor het eerste broodje alleen hartig beleg kiezen, op het tweede broodje mag ook zoet beleg. Bij de maaltijd drinken de kinderen melk. Alleen kinderen die geen melk mogen (i.v.m. bijvoorbeeld een allergie) of het echt niet lusten, drinken sap. Op de peutergroep drinken in principe alle kinderen uit een grote beker. Dit is beter voor het gebit en de spraakontwikkeling.

Na het eten gaan de kinderen die nog slapen op bed. Als de kinderen weer wakker zijn, gaan we gezamenlijk aan tafel om te drinken en fruit te eten. Om half vijf gaan we aan tafel voor het eten. Kinderen die niet op de opvang eten, krijgen een cracker of rozijnen.

Op de peutergroep wordt verder natuurlijk tijd gemaakt voor voorlezen, knutselen, liedjes zingen. We werken met thema’s. Hierbij kunt u denken aan thema’s als de seizoenen, feestdagen maar ook aan thema’s als de boerderij, kleuren muziek, dieren etc.

Naast het contact met de leidsters wordt ook het contact met de andere kinderen steeds belangrijker. Kinderen sluiten vriendschappen en maken deel uit van een groep. In plaats van náást elkaar, gaan ze steeds vaker mét elkaar spelen. Ze ontwikkelen meer en meer hun eigen identiteit met duidelijke voorkeuren voor andere kinderen maar ook voor bijvoorbeeld speelgoed. Het speelgoed dat we aanbieden is dan ook zeer divers. Zo geven we alle kinderen de mogelijkheid te ontdekken wat ze leuk en minder leuk vinden en waar hun interesses liggen.

Met de peuters zijn we regelmatig buiten te vinden. Kinderen doen tijdens het buitenspelen essentiële vaardigheden op. Buiten spelen is zeer goed voor de grove motoriek. Deze grove motoriek wordt ontwikkeld door bijvoorbeeld rennen, fietsen, springen, glijden en klimmen.

Soms gaan we met de oudste peuters ’s ochtends een kijkje nemen op de bso. Dit gebeurt alleen als er een groepje kinderen in de leeftijd van 3½ tot 4 jaar oud is, die het leuk vinden om daar te spelen. Deze kinderen hebben vaak net wat meer uitdaging op de bso. Bovendien krijgen de kinderen die naar de bso gaan als ze vier jaar zijn, alvast de kans om rustig te wennen zonder dat er een grote groep oudere kinderen is. Peuters die 3 jaar en 9 maanden zijn, kunnen eventueel, als de groepsgrootte dit toelaat, ook ’s middags op de bso blijven. Het voordeel hiervan is dat kinderen al goed gewend zijn op de bso op het moment dat ze naar school gaan. De overgang naar school is voor een kind al indrukwekkend genoeg en de bso is dan in ieder geval al een vertrouwde plek.